Parkeren als alibi voor ontmoeting


Heren5 realiseerde in Amsterdam Noord een parkeergarage in een bestaande loods, waar zij rondom ook de woningen en loodstoren ontwierpen. Architect Jeroen Atteveld vroeg me om het dagelijks gebruik te tonen in scenes, waardoor je kan zien dat er meer waarden aan de zogenaamde ‘parkeerloods’ zijn verbonden.

Interessant dat je door ruimtelijk ontwerp spontane ontmoetingen kan faciliteren. Naast dat je auto droog staat, er óók kinderen veilig kunnen spelen op straat, en de bootcamp en de buurtborrel bij slecht weer kunnen doorgaan.

Samen met Continental Car Parks ontwikkelde Heren5 dit concept.
Voor meer foto’s uit deze serie, check hier.

Zichtbaar maken klimaatadaptatie

Klimaatadaptatie in de polder. Hoe ziet dat eruit? Samen met architectenbureau Open Kaart kregen we de kans dit eens goed te verbeelden! Doel: aanpassingen in het historische watersysteem van Polder Nijbroek die passen bij zowel het landschap als de gemeenschap.

Fotografie als ontwerpend onderzoek
Open Kaart was al een eind op weg met de vraag ‘Hoe maken we het watersysteem van polder Nijbroek toekomstbestendig?’ toen ze mij benaderde voor de fotografie. En hoewel ik regelmatig het werk van Open Kaart fotografeer wanneer het is gerealiseerd, werd ik hierbij al in het proces betrokken. Met als doel om de mensen (professionals en bewoners) die betrokken zijn bij de oplossingen, te betrekken in het verbeelden en daardoor nog sterker aan het project verbinden. Fotografie als co-creatieve ontwerpmethode hebben we vervolgens ingezet.
De term ontwerpend onderzoek is hier goed op zijn plaats. Dat gebeurde in onze samenwerking exact. Om het onderwerp te doorgronden moest ik me verdiepen in de materie van klimaat, cultuurhistorie, watersysteem en de lokale gemeenschap. Vervolgens ben ik in het gebied gaan rondrijden en mensen gaan ontmoeten, om op basis daarvan de eerste schetsen te maken. En daarbij liep ik letterlijk vast. Mijn auto zakte weg in de berm, toen ik wilde keren in Nijbroek. Tot grote hilariteit van Open Kaart. Nieuw Drassig Land, de titel voor het project, werd hiermee bevestigd en ik moest door een bewoner uit de klei worden getrokken. Ondertussen ging ik het onderwerp steeds beter begrijpen, zag ik de schoonheid van het landschap en leerde buurtbewoners en professionals kennen.
Concept
In het concept voor de fotografie wilden we naast het landschap en de gemeenschap ook het onderwerp beter aanwijzen en de verschillende foto’s tot één verhaal smeden. Voor die twee laatste zaken bedachten we het idee om artikelen die met water te maken hebben, in de foto’s te gebruiken. (emmers, laarzen, tuinslang e.d.) Door deze in drie primaire kleuren (rood, geel en blauw) aan te schaffen, zouden ze opvallen in het groene landschap en dienden ze tegelijk als terugkerend element, waardoor de afzonderlijke scènes tot één verhaal worden gemaakt.
Ontwerpen
Aan de hand van schetsen, organiseerde ik de scenes mét bewoners en professionals. Dus fotografeerde ik ecoloog Geert in een ‘strakke’ wetering, die in de ontwerpen meer zouden slingeren. Dit kon ik aanwijzen met de gele tuinslang. Tegelijk maakt ik met de blauwe en rode rietjes de kaders duidelijk die het polderlandschap van Nijbroek kenmerken. Het zogenaamde slagenlandschap, waarbij de kavels in smalle banen haaks op de wetering staan. (klik op de foto om de foto te vergroten of ga naar de pagina klimaatadaptatie voor een slideshow van de hele reeks in groot formaat)
Of liet ik de twee ambtenaren van de gemeente Voorst, gekleed in de primaire kleuren, in het zogenaamde rabattenbosje lopen. Met de gele tuinslang gaf ik de structuur van greppels en ophogingen aan, waardoor eikenbomen droog staan. Met de blauwe tuinslang kon ik de droogstaande greppels aanwijzen waar de bomen staan die juist veel water verbruiken; essen en elzen. In de plannen en ambities die Open Kaart bij elkaar bracht, worden meer van dit soort ‘bosjes’ voorgesteld in het polderlandschap. Evenals de eenvoudige voorstellen om bewoners zelf stuwtjes te laten plaatsen in de sloten om hun land.

 

Primaire kleuren
Door de primaire kleuren steeds terug te laten keren, konden we heel verschillende maatregelen, van gemaal tot achtertuin, in verband met elkaar brengen. Zodat bewoners ervaren dat zij onderdeel zijn van de keten van het watersysteem. Iets heel abstracts wordt op deze manier voelbaar en zichtbaar! Onderdeel zijn betekent ook mee ontwerpen in de door Open Kaart georganiseerde ontwerpateliers in het gemaal. Tegelijk kunnen we een bewonersinitiatief om bomen te planten ook koppelen aan het grotere verhaal over het toekomstbestendig maken van watersysteem in Polder Nijbroek.

 
Het gemaal, dat een van de cultuurhistorische onderdelen is in deze omgeving,  zal in het plan van Open Kaart worden aangepakt. Evenals de cultuurhistorische duikers (bruggetjes) die in oude staat worden hersteld door een lokale timmerman. Dit scenorio kon in een scene worden getoond en gekoppeld aan een foto waarbij de stuwen en waterstanden een rol spelen en het Waterschap bij betrokken is.

Experiment en afdrukken voor gefotografeerden
De Open Oproep ‘Ruimte voor klimaat en energie’ van het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie maakte het mogelijk om met deze ‘methode’ te experimenteren. We deelden onze resultaten tussentijds in ‘Zoom-meetings’ met andere ontwerpteams die aan deze Voucherregeling mee deden. Tot slot deelden we in twee verschillende bijeenkomsten onze resultaten met bewoners en professionals.

Door bewoners en professionals letterlijk te betrekken in de beeldvorming van het onderwerp, konden we hen na afloop afdrukken meegeven van deze foto’s waarin zij zelf figureerden. Op die manier kunnen zij het complete verhaal verder brengen binnen de gemeenschap, met behulp van de scenario’s die we samen speelden. Uiteraard is er van dit complete project een website: www.waterinpoldernijbroek.nl


p.s. badeendje = let op biodiversiteit

De lente komt er aan, het stadsleven wordt zichtbaarder

Al zo’n vijftien jaar geleden, startte onder meer Rijnboutt met het schetsen van een stedenbouwkundig plan voor de wijk Zijdebalen in Utrecht. Dit voormalig industrieterrein (waar ooit de zijde-industrie was gevestigd) is een nieuwe woonwijk geworden met een zeer hoge woondichtheid.

En dát is interessant! Er wordt in de wereld van planners en ontwerpers veel gesproken over het verdichten van de stad. Mede als oplossing voor het woningtekort, maar het is ook een manier om een hoge concentratie van mensen te creëren, wat een aangenaam stuk stad kan opleveren met veel voorzieningen in de buurt voor gemengd gebruik op verschillende tijdstippen van de dag.

De in mijn blogs al veel vaker aangehaalde Jane Jacobs, propageerde vurig de noodzaak van diversiteit, gemengd gebruik, kleine woonblokken, het behoud en gebruik van oude gebouwen, en de noodzaak van concentratie in de grote stad.

Stedenbouwkundig bureau Rijnboutt benaderde me vorig jaar rond deze tijd om het gebruik van dit stuk stad in beeld te brengen. Juist nu de wijk al een paar jaar bestaat, de bewoners er zich thuis gaan voelen en het aangeplante groen ook de kans heeft gekregen wortel te schieten.

Dichtheid in beeld
Mooi om te doen, struinen door de straten, open staan voor ontmoetingen, kijken welke plekken inzicht geven in de opbouw van de wijk. Het betekende voor mij ook de aanschaf van een zogenaamde shift-lens. Deze lens maakt het mogelijk om hoge gebouwen van korte afstand, toch recht van voren te fotograferen. Met een normale lens loop je dan eindeloos naar achteren, met als gevolg dat je evenveel ‘straat’ mee pakt als gebouw, wat vaak niet relevant is. Met deze shift-lens schuif je letterlijk de lens iets naar boven, waardoor het deel straat wegvalt en er een deel gebouw/lucht boven bij komt. Enfin, een beetje technisch, maar wel heel waardevol om het unieke van Zijdebalen mooi in beeld te brengen. Immers de gebouwen van zes, zeven, acht hoog, maken deze wijk tot wat zij is: een aangenaam, geconcentreerd en zorgvuldig ontworpen stuk ‘binnenstad’ van Utrecht, zonder deze te imiteren, welke goed aansluit bij de omgeving.

Willem Jan en Adrienne
Van dit ‘stedelijk’ leven moet je trouwens wel houden. Jane Jacobs kan fascinerend schrijven over de stad, er blijft echter een groot deel van de bevolking die hier niks of weinig mee heeft. Dat kun je van Willem Jan en Adrienne niet zeggen. Jarenlang woonden ze in stedelijk Azië op de 23e verdieping, in een stad waar Utrecht bij in het niet valt. Ze woonden de afgelopen jaren in de wijk Zijdebalen op vijf hoog en zijn onlangs toch verhuisd. Niet omdat het niet beviel. Dit zijn mensen die het koffietentje in het centrum van deze wijk, enorm waarderen en ook met het invallen van de Corona-maatregelen de afhaal ‘supporten’ met andere bewoners om deze voorziening overeind te houden. Ook de diversiteit aan mensen en een bepaalde mate van anonimiteit is iets dat zij als positief ervaren. Adrienne schreef een column met de titel ‘de filosofie van het huis’, waarbij zij haar oude huis in Zijdebalen met moeite achterlaat, ondanks de voordelen van hun nieuwe plek, met name voor hun jonge kinderen.

Het weer
Mijn opdracht was vooral het stadsleven van de bewoners te laten zien. En dan merk je wel hoeveel invloed ‘het weer’ heeft op het zichtbaar maken van de theorie van Jane Jacobs. Het valt mij ieder jaar weer op dat de start van de lente door vrijwel iedereen wordt ervaren als een ‘bevrijding’, waardoor mensen toegankelijk zijn op straat. Het betekent dat ik met deze dagen rekening houd. Vaak struin ik van te voren al door een wijk, om te kijken op welke plekken de zon valt en wanneer.  Of wanneer een bepaald ‘stedelijk decor’ goed tot zijn recht komt, de bootcamp wordt georganiseerd en waar mensen de publieke ruimte ‘zich toe-eigenen’ en dit een verrijking voor de wijk is. Wanneer je er echt vroeg bij bent, kan ik er ook nog mijn voordeel mee doen dat het groen nog ‘transparant’ is. Daardoor is de architectuur daarachter nog zichtbaar, terwijl de eerste mensen hun stoelen al buiten zetten.

Ontwerp en de stoep
Het zijn niet alleen de weersomstandigheden die invloed hebben op het leven op straat. In het ontwerp van deze wijk zitten slimme elementen waardoor het aangenamer wordt op de stoep. Allereerst zijn dat de auto’s van bewoners die onder de gebouwen worden geparkeerd. Daarmee ontstaat er veel meer ruimte en overzicht in de straten. Een tweede element dat hiermee samenhangt zijn de verspringende etages. Wanneer je de foto’s goed bekijkt, zie je dat de stoep en de vloer van de woningen niet gelijk zijn. Veel woningen hebben daardoor een soort souterrain (met daarachter de parkeergarage).  Het gevolg is dat mensen die op de stoep lopen niet direct de woonkamers binnenkijken. Juist daardoor zijn bewoners geneigd, de woonkamer op een halve verdieping boven straatniveau, ‘open’ te houden. Ook zijn er soms geveltrappen gecreëerd met een klein balkon die genoeg afstand biedt tussen bewoner en voorbijganger. Het bekende begrip ‘eyes on the street’ van Jane Jacobs, wordt hiermee als vanzelf gecreëerd en draagt daarmee bij aan het gevoel van veiligheid. Plantenbakken en banken vormen aangename details, bomen en kleurrijke vaste beplanting zorgen voor een plek waar bewoners graag verblijven en elkaar ontmoeten.


Onlangs maakte ik ook in opdracht van Rijnboutt het beeldessay ‘Werkt de stad?’

Generatiewonen Kas & Co

Wonen met meerdere generaties: Kas & Co in Utrecht biedt een bijzondere woonvorm voor mensen die verbinding zoeken. Voor INBO fotografeerde ik dit project en ik ben onder de indruk. Hier zie je een grote variatie bewoners dicht bij elkaar wonen in een stuk stad. Van appartement tot grote gezinswoning. Alleenstaand tot meerdere generaties in een woning. Van jong tot oud. En een duidelijke gemeenschappelijke ruimte (een enorme kas), een gezamenlijke tuin en autogarage, maar nét zo belangrijk; genoeg privé ruimte.

Het deed me terug denken aan de serie Generatiewonen die ik meer dan 15 jaar geleden maakte. Ik fotografeerde zes families die met meer dan twee generaties onder een dak woonden. Van een prachtige speciaal ontworpen villa in Soest, tot een ruime flat in de Bijlmer. Van een dijkwoning met oma in het voorhuis tot een rijtjeswoning in Almere.

Rufus de Vries Fotografie_VERHALEN_Generatiewonen_01
foto uit de serie Generatiewonen

Het bleek destijds wel ingewikkeld om voor deze samenstellingen (3 generaties onder 1 dak) voorbeelden te vinden van speciaal daarvoor ontworpen woningen. INBO is daar nu, mijns inziens, goed in geslaagd en voegt daarmee iets toe aan wijk ‘Veemarkt‘ in Utrecht. Tegelijk waren er nu gezinnen waarvan de ouders gescheiden waren, die juist deze woningen aangrepen om wel bij elkaar te blijven wonen en de kinderen de kans bieden om niet om de week te hoeven ‘verhuizen’.

Anoniem wonen is er hier niet bij, wat niet betekent dat je constant op je vingers wordt gekeken. Wel biedt het meer mogelijkheden voor ontmoeting. En daar is behoefte aan. Kas & Co sluit daar goed bij aan. Eerder deed INBO dit ook al met projecten als ‘Geworteld wonen’, SPACE-S en het woonconcept ‘de Karrenhof’.

Architectenweb schreef een artikel over Kas & Co, waar ook meer foto’s van dit project te zien zijn.

Architect: INBO (Tako Postma, Martijn van Velzen en Louise de Hullu) i.s.m. RRog Stedenbouw en Landschap, Hegeman Bouwgroep

 

 

Werkt de stad? II

Voor Rijnboutt maakte ik het beeldessay ‘Werkt de stad?
Naar aanleiding hiervan vroeg Irene Edzes me een column te schrijven over dit onderwerp voor FASadE (Forum voor Stedenbouw, Architectuur en Landschapsontwerp aan de Eem) en verzocht me expliciet mijn eigen situatie aan te halen. Dat is te lezen via: link

Werkt de stad?

Hoe verandert het werken in de stad? Op verzoek van Rijnboutt legde ik de ‘kantelmomenten’ vast. Ofwel: de momenten waarin de toekomstige rol van ‘werk’ al afleesbaar is. Waarin ‘vandaag’ botst op ‘gisteren’. In het beeldessay, waar ik maar liefst 8 pagina’s de ruimte kreeg, komen twee lijnen bij elkaar.


Aan de ene kant; de constatering dat de maakindustrie in steeds meer grote steden moet wijken voor ‘wonen’. Kort door de bocht, industrieterreinen veranderen in woongebieden.
En aan de andere kant, de door o.a. Christian Rommelse opgemerkte ontwikkelingen van kleine ondernemingen in naoorlogse woonwijken.
Met deze laatste observatie startte ik vanuit mijn achtertuin. Ik neem je mee langs kantelmomenten waarbij bewoners, vaak zelf, ‘werk’ toevoegen aan het wonen, naar plekken waarbij de ‘maakindustrie’ nog in of nabij het centrum ligt, maar onder druk staat. Om ten slotte in Antwerpen met twee voorbeelden te eindigen.

Ik attendeer je graag op de mogelijkheid dit magazine aan te vragen (of in te zien) bij Rijnboutt met deze link.
Het is een magazine waarbij Rijnboutt meerdere professionals, die kritisch de ontwikkelingen in steden volgen, aan het woord laat. Voor de kenners namen als o.a. Cody Hochstenbach, Massih Hutak, Frans Soeterbroek, Najah Aouaki, Annius Hoornstra en Sjors de Vries. Ook voor mensen die deze mensen niet kennen maar wel zien dat steden snel veranderen en zich wellicht herkennen in onderstaande quotes of dezelfde vragen hebben:
”Levens worden nu vaak erop ingericht om de woningmarkt te bedienen in plaats van andersom” (CH)
”Maar als je kijkt naar de verplegers, docenten, schoonmakers en politieagenten in A’dam, voor wie het fundamenteel is om te wonen waar ze werken, dan zie je dat zij zich dat niet meer kunnen veroorloven” (MH)
”Stadmaken is een publieke zaak. Dat begint bij de bewoners” (FS)
”Wat we hebben opgebouwd geven we uit handen aan Uber of Hello Fresh” (NA)
”Het terugbrengen van sociale en sociaaleconomische binding in wijken is nadrukkelijk een ontwerpopgave” (AH)
”Waarom zou een stad duizend mensen van Booking.com willen huisvesten?” (SV)

Methode Buurtbanden in tijdschrift voor Sociale Vraagstukken

In het zomernummer van het tijdschrift voor Sociale Vraagstukken (jaargang 114!) aandacht voor ‘de methode Buurtbanden‘. Het tijdschrift geeft de ruimte voor het verhaal dat me 10 jaar geleden inspireerde, mijn werkwijze veranderde en wat dit tot gevolg had. Het levert twee ‘spreads’ op, waarin uit elke ‘schakelserie’ die volgde, een foto wordt getoond. Hiermee illustreert het ‘de methode Buurtbanden‘ glashelder. Juist op dit moment, nu in deze week de 5e serie wordt geëxposeerd en geopend! Wordt vervolgt…

 

 

 

Interviewster: Ik schrik van deze foto

 

‘Talkshow Gemeenteraadsverkiezingen 2022: Maatschappelijke vraagstukken oplossen in de openbare ruimte. (Nieuwspoort 29-04-2021 Links interviewster Annemieke Schakelaar, rechts Wouter Veldhuis)

Talkshow georganiseerd door Koninklijke Vereniging Stadswerk Nederland.

De interviewster: Waarom laat je deze foto zien? Ik schrik hiervan.
Wouter Veldhuis: Ik ben hier heel blij mee.
De interviewster: Dit is een bouwdorp geweest?
Wouter Veldhuis: Nee, dit is een plan waar ik ‘toevallig’ zelf aan gewerkt heb. We hadden hier iets bedacht en dat is niet zo geworden.
Interviewster: Wat hadden jullie hier bedacht?
Wouter Veldhuis: Wij hadden een groot grasveld gemaakt waarvan het idee was dat de bewoners, tijdelijke bewoners (dit is een blok waar student en status-houders samen wonen) met elkaar zouden gaan volleyballen, moestuintjes zouden gaan inrichten, ze zouden echt ontzettend veel dingen samen gaan doen. Dus we hadden een mooi grasveld bedacht waar dat kon, in eigen beheer. En toen zijn ze samen, met sloopafval, een café gaan bouwen. Dat vind ik dus ontzettend tof. Dat had ik nooit kunnen bedenken.

De interviewster was erg benieuwd hoe dat er uit zag, maar die foto had Wouter niet paraat, hij wilde duidelijk een ander punt maken.

Wouter vervolgt: Dit project is van een woningcorporatie. Hier zit ook op iedere gang zelfbeheer en op het hele complex zit zelfbeheer. Er zijn heel duidelijke afspraken en kaders waarbinnen dat moet gebeuren en vanuit de woningcorporatie is er één iemand die daar toezicht op houdt. Dus ook de stress die we vaak hebben in het alles netjes houden is hier letterlijk overgelaten aan de mensen zelf.

Een beetje loslaten.

En dat levert soms wat lelijke foto’s op, dus daarom heb ik ‘m er tussen gestopt, maar hier hebben ze wel heel veel pret gehad.

Publicatie van een deel van de bar/café. In het magazine HUIG, het magazine van de Rotterdamse Academie voor Bouwkunst, maakte ik een foto-essay over het werk van Wouter Veldhuis/MUST, in het kader van zijn afscheid als docent in 2018.

Wouter Veldhuis, stedenbouwkundige en architect.
En de nieuwe rijksadviseur voor de fysieke leefomgeving.

Interviewster
: Dus je mag ons kabinet gevraagd en ongevraagd advies geven. En waar geef je ze dan advies over?
Wouter Veldhuis: Over de toekomst van Nederland.
Interviewster: Maar dat is wel heel breed.
Wouter Veldhuis: Ja, maar ik ben met name rijksadviseur voor de fysieke leefomgeving. Dus dat gaat over de fysieke leefomgeving. Dat is nog steeds enorm ruim.

Interviewster: Jij wilt het hebben over goed beheer en dat koppelen aan het ‘loslaten in vertrouwen’.
Wouter Veldhuis: Met de (her)ontdekking van de openbare ruimte in de jaren zeventig en tachtig is ook de landschapsarchitect weer een trots iemand geworden, die als specialist van de openbare ruimte mooie plekken ging maken. En ik denk dat we daarin wat te ver zijn doorgeschoten.

Met het bovenstaande voorbeeld; van de idylle van volleyballende- en tuinierende bewoners, die werd ingeruild voor het bouwen van een café van sloophout, illustreert Veldhuis exact de ontspannen manier waarop hij tegen ontwerpen aan kijkt. (RdV)

Wouter Veldhuis gaat verder: Binnenstadsplannen waarin je mooie winkelstraten maakt, waarin Den Haag een van de eerste was overigens, hebben er toe geleid dat we een bepaald soort esthetiek hebben ontwikkeld die het goed doet op foto’s, die het goed doet op instagram en als toeristische gebieden, maar waar op een gegeven moment de bewoner niet meer thuis hoort. Het is esthetiek die vooral bedoeld is voor de terrasbezoeker, de flaneur, mensen die komen winkelen, de festivals. Daar waar mensen geld uitgeven en waaraan verdiend kan worden. En dat is de laatste jaren op steeds meer weerstand gestuit. Je ziet dus dat die olievlek van mooie openbare ruimte van de binnenstad nu steeds meer naar de (buiten)wijken wordt verspreid. Dat brengt ook mee dat er steeds meer bezoekers in de wijk komen die zich eigenlijk niet echt gedragen volgens de codes van die buurt. En ik denk dat we dat wel moeten leren als ontwerpers en beheerders: dat die openbare ruimte in eerste instantie is bedoeld voor de bewoners.

Hij illustreert zijn verhalen met een foto uit Amersfoort, in een wijk waar zijn bureau MUST aan de wieg heeft gestaan van het ontwerp van dit stuk nieuwbouw.

Hierbij licht hij toe dat de fotograaf heel erg op zoek is naar het leven in de wijken. En dit is een foto van een stoep die we eigenlijk niet meer gewend zijn te ontwerpen.
De interviewster: Een hele brede stoep.
Wouter Veldhuis: Lekker breed!
De interviewster: Ja, maar kostbare ruimte.
Wouter Veldhuis: Weet je hoe kostbaar het is dat kinderen kunnen leren hoe je buiten moet spelen? Onbetaalbaar. Daar gaat het om. Op deze stoep leren mensen elkaar kennen, hier ontstaat een gemeenschap, een wijk waar men echt samen leeft en waar de auto inschikt.

En opeens word ik weer herinnerd aan deze foto die in onze gang hangt. Weer die stoep, 30x30cm tegels, onze zoon, meer dan tien jaar geleden, vliegerend met een tas van Prenatal. 

 

 

 

 

Interview FASadE

Naar aanleiding van de fotoserie die ik maakte in de wijk Schuilenburg in Amersfoort, stelde Irene Edzes van FASadE (Forum Architectuur Stedenbouw aan de Eem) me 8 vragen. De antwoorden zijn hierte lezen.

Ondertussen is de serie te zien in 14 verschillende portieken en entree’s in de wijk Schuilenburg. Het idee is dat om de twee weken de hele serie wordt doorgeschoven. Op die manier laten we de foto’s door de wijk laat rouleren. De 20 foto’s (2×10) zijn door FotoLabKiekie afgedrukt en geplakt op aluminium van 100x70cm.

Beveiligd: Heldere grenzen

De inhoud is beveiligd met een wachtwoord. Vul het wachtwoord hieronder in om hem te kunnen bekijken: